Hierbij willen wij u attenderen op de mogelijkheden om 2020 fiscaal goed af te sluiten, en 2021 goed voorbereid in te gaan. Met de eindejaarstips kunt u adequaat reageren op de wijzigingen in de fiscale wetgeving die de regering per 1 januari 2021 wil doorvoeren. Daarnaast gaan we in op de fiscale maatregelen, zoals aangekondigd in het Regeerakkoord van het Kabinet Rutte III. Ook deze plannen zijn nog niet allemaal goedgekeurd.
Financiën gaat het excessief lenen bij de eigen BV stevig aanpakken. De DGA die een schuld heeft bij zijn BV van meer dan € 500.000 moet over dat meerdere direct met de fiscus afrekenen, in box 2 tegen het aanmerkelijk belang-tarief. Eigenwoningschulden worden daarbij buiten beschouwing gelaten. Dat geldt niet alleen voor bestaande eigenwoningschulden, maar ook voor nieuwe gevallen. De toegestane limiet van de eigenwoningschuld plus € 500.000 geldt overigens voor de DGA én zijn partner gezamenlijk.
Veel directeuren-grootaandeelhouders lenen grote bedragen van hun eigen BV, met name om in privé te beleggen. De maatregel treft alle schulden van de DGA bij zijn BV, niet alleen de schuld in rekening-courant. In maart heeft Financiën het conceptwetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap ter internetconsultatie aangeboden en dat komt neer op het volgende:
als de totale som van de schulden van een aanmerkelijk belang-aandeelhouder – een DGA – bij zijn BV meer dan € 500.000 bedraagt, wordt dat meerdere als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen;
eigenwoningschulden bij de eigen vennootschap worden daarbij buiten beschouwing gelaten,
de maatregel treedt in werking op 1 januari 2023.
Als peildatum geldt dan 31 december 2022, waardoor het box 2-voordeel per 31 december 2022 als inkomen uit AB in de aangifte moet worden opgenomen. De datum van inwerkingtreding geeft aanmerkelijk-aandeelhouders tot 31 december 2022 de mogelijkheid om uw schuldenpositie terug te brengen tot ten hoogste € 500.000.
Bovendien kunt u in de periode tot de inwerkingtreding rekening houden met de tariefsaanpassingen in box 2 vanaf 1 januari 2020. U heeft nu nog de tijd om tegen de huidige 25% aanmerkelijkbelangheffing dividend bij uw BV op te nemen en daarmee uw schuld af te lossen (tot minder dan € 500.000). Of om de beleggingen aan de BV over te dragen en zo de schuld af te lossen. Per 1 januari 2020 gaat u 26,25% inkomstenbelasting betalen over uw AB-inkomen en per januari 2021 26,9%.
De aangekondigde belastingheffing vanwege excessieve schulden van de DGA aan zijn BV is – kennelijk – ook aan de orde als de DGA een lening van meer dan € 500.000 onder strikt zakelijke condities bij zijn BV heeft opgenomen.
Vanaf 2020 zijn ondernemingen verplicht om hun eigenaren of de personen die zeggenschap hebben in een zogeheten UBO-register in te schrijven. Dit is het gevolg van Europese regels. Doel van het register is het tegengaan van financieel-economische criminaliteit, zoals witwassen van geld.
Wat is een UBO?
UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’ (de ‘uiteindelijke belanghebbende’). Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een onderneming, stichting of vereniging (een zogeheten juridische entiteit).
Bij een B.V. of N.V. bijvoorbeeld gaat het om:
- personen met meer dan 25 procent van de aandelen;
- personen met meer dan 25 procent van de stemrechten;
- personen die de feitelijke zeggenschap over de onderneming hebben.
Wat is het UBO-register?
Het UBO-register maakt transparant wie aan de touwtjes trekt bij juridische entiteiten die in Nederland zijn opgericht.
Het UBO-register moet op 10 januari 2020 in alle EU-lidstaten van kracht zijn. Dit staat in de (gewijzigde) vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Alle EU-lidstaten moeten een UBO-register hebben.
Het Nederlandse UBO-register gaat deel uitmaken van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Een deel van de gegevens in het register wordt openbaar.
Waarom een UBO-register?
Het doel van het UBO-register is om financieel-economische criminaliteit tegen te gaan. Denk hierbij aan:
- witwassen;
- corruptie;
- belastingontduiking;
- fraude;
- financiering van terrorisme.
Omdat de gegevens in het register deels openbaar zijn, kunnen personen en organisaties beter geïnformeerd besluiten met wie zij zaken willen doen.
Voor wie geldt de UBO-registratieplicht?
De UBO-registratieplicht gaat gelden voor de volgende organisaties:
- bv’s en (niet-beursgenoteerde) nv’s;
- overige rechtspersonen: stichtingen, verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties;
- personenvennootschappen: maatschappen, vennootschappen onder firma, en commanditaire vennootschappen;
- rederijen;
- Europese naamloze vennootschappen (SEs);
- Europese coöperatieve vennootschappen (SCEs);
- Europees economisch samenwerkingsverbanden.
Voor wie geldt de UBO-registratieplicht niet?
De volgende groepen hebben geen registratieplicht:
- beursgenoteerde vennootschappen;
- eenmanszaken;
- publiekrechtelijke rechtspersonen;
- verenigingen van eigenaren;
- enkele historische rechtspersonen;
- kerkgenootschappen.
Welke gegevens zijn openbaar?
Een deel van de gegevens van de UBO wordt openbaar. Het gaat dan om:
- voornaam en achternaam;
- geboortemaand en -jaar;
- nationaliteit;
- woonstaat;
- aard en omvang van het economische belang van de UBO.
Het openbare deel van het UBO-register is alleen doorzoekbaar op naam van de onderneming of rechtspersoon. Zoeken op naam van de UBO is dus niet mogelijk. Het opvragen van de gegevens uit het register kost geld.
Het tarief van de vennootschapsbelasting gaat de komende jaren omlaag en er gaat een ruimere eerste schijf gelden.
Het tarief in de eerste schijf – bij een winst in de BV tot € 200.000 – bedraagt nu 16,5%. De komende jaren gaat dat tarief naar 15%. Daarnaast stijgt de winst die in de eerste schijf valt. In 2021 gaat die grens naar € 245.000 en een jaar later naar € 395.000.
In de tweede tariefschijf – voor winst in de BV boven de € 200.000 – blijft het tarief 25% voor de komende drie jaar. Eigenlijk had het kabinet juist ‘beloofd’ dat het hoge tarief in 2021 omlaag zou gaan van 25% naar 21,7%, maar dat gaat nu toch niet door.
De voorwaartse verliesverrekening – carry forward – in de vennootschapsbelasting is per 1 januari 2019 teruggebracht van negen naar zes jaar. De achterwaartse verliesverrekening – carry back – is nog steeds één jaar.
De verkorte termijn geldt voor verliezen die vanaf (het boekjaar) 2019 worden geleden. Om te voorkomen dat een verlies tot en met 2018 – dat negen jaar verrekenbaar is, tot uiterlijk 2027 – eerder verrekend moet worden dan een verlies vanaf 2019 – dat maar zes jaar verrekenbaar is – geldt er een overgangsregeling. Op grond hiervan wordt de volgorde van verliesverrekening aangepast: een verlies uit 2019 of 2020 mag u eerder verrekenen dan een verlies uit 2017 of 2018.
De beperking van de carry-forward verliesverrekening geldt ook voor een verlies uit aanmerkelijk belang (inkomstenbelasting / box 2).
Op Prinsjesdag heeft het kabinet aangekondigd dat de verliesverrekening vanaf 2022 wijzigt. Vanaf dat moment zijn verliezen onbeperkt voorwaarts te verrekenen. Maar er komt wel een maximum: boven de € 1 miljoen zijn verliezen nog maar voor 50% verrekenbaar.
Besloten vennootschappen mogen vanaf 2019 een gebouw in eigen gebruik niet verder afschrijven dan tot op 100% van de WOZ-waarde ( bodemwaarde)..
Deze afschrijvingsbeperking bestaat al jaren voor beleggingspanden, Rutte III wil die ook invoeren voor panden in eigen gebruik. Er is nog niets bekend over overgangsrecht.
De voorgestelde afschrijvingsbeperking gaat niet gelden voor ondernemers in de inkomstenbelasting. De afschrijvingsbeperking is een grondslag verbredende maatregel die de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting deels weer ongedaan maakt.
Rutte III wil het tarief in box 2 voor het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang gefaseerd verhogen, van 25% naar 26,25 % in 2020 en aansluitend naar 26,9 % in 2021. Deze tariefsverhoging wordt voorgesteld om het globale evenwicht qua belastingheffing tussen BV’s en ondernemingen in de inkomstenbelasting in stand te houden.
De coronacrisis heeft grote financiële gevolgen voor veel ondernemingen. Heeft u in 2020 verlies geleden, dan kunt u profiteren van de coronareserve. Met de coronareserve kan een onderneming voor de vennootschapsbelasting (VPB) corona gerelateerd verlies uit 2020 versneld verrekenen met de winst uit 2019.
De fiscale coronareserve mag niet groter zijn dan de winst van het jaar 2019 die zou zijn behaald zonder de vorming van een fiscale coronareserve. De fiscale coronareserve wordt in het jaar volgend op het jaar waarin deze reserve is gevormd, volledig in de winst opgenomen.
Voor het vormen van een coronareserve gelden de volgende voorwaarden:
- Er moet sprake van een verwacht corona gerelateerd verlies in het boekjaar 2020.
- Het verwachte corona gerelateerde verlies mag niet hoger zijn dan het totale verlies dat de VPB-plichtige verwacht over het boekjaar 2020.
- De dotatie aan de coronareserve in 2019 is maximaal de winst over het boekjaar 2019 die zou gelden zonder de vorming van deze reserve.
- De coronareserve moet uiterlijk in het boekjaar 2020 helemaal in de winst zijn opgenomen.
- De dotatie aan de coronareserve wordt in de aangifte VPB 2019 in de rubriek Overige fiscale reserves opgenomen.
De DGA die een schuld heeft bij zijn B.V. van meer dan € 500.000 moet over het meerdere direct afrekeningen met de fiscus tegen het aanmerkelijk belang tarief. Eigen woningschulden vallen niet onder deze regeling. De maatregel treedt in werking vanaf 1 januari 2023. Het wetsvoorstel zal in het voorjaar van 2021 worden behandeld bij de Tweede kamer.
Rechtshandelingen tussen de BV en de DGA, waarbij de DGA optreedt namens zichzelf en namens de BV moeten ingevolge de wet schriftelijk worden vastgelegd. Deze vastlegging geschiedt door middel van contracten of notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders.
Vastlegging van rechtshandelingen met de BV is zeker van belang bij transacties waarbij tegengestelde belangen tussen de BV en de DGA kunnen spelen. Denk hierbij aan de arbeidsverhouding, pensioenrechten, onderlinge geldlening en borgstellingen.
Indien vastlegging achterwege is gebleven, kan de rechtshandeling worden vernietigd. Vernietiging kan overigens alleen door of ten behoeve van de BV plaatsvinden, bijvoorbeeld door de curator in geval van faillissement.
De terugbetaling van aandelenkapitaal door een B.V. aan haar aandeelhouders kan in beginsel belastingvrij plaatsvinden. De terugbetaling is belastingvrij voor zover die niet meer bedraagt dan de fiscale verkrijgingsprijs op de aandelen. Bij een agioreserve zal deze eerst in aandelen moeten worden omgezet en vervolgens moeten de aandelen worden afstempelen. Dat zijn twee handelingen die door de notaris moeten worden uitgevoerd.
Wilt u meer weten over de wijzigingen of heeft u nog vragen? Neem dan contact op met Reus & Bark!